Sporten met een dwarslaesie

Sporten met een dwarslaesie

Een dwarslaesie is een beschadiging van het ruggenmerg waardoor uitval van zenuwen ontstaat die onder het niveau van het ruggenmerg ontspringen. Hierdoor ontstaat een verlamming van benen of bij hogere letsels ook van de armen of zelfs van de ademhalingsspieren. De motorische uitval kan hetzij spastisch (continu ongecoördineerde bewegingen), hetzij slap zijn (geen beweging mogelijk). Hieronder staan een aantal punten waar je als begeleider op moet letten bij het sporten met mensen met een dwarslaesie.

Risico’s bij sporten

Er is bij mensen met een dwarslaesie gevaar voor overbelasting van met name de schouders (en in iets mindere mate van pols en hand) bij rolstoelsporten. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor een goede warming up, zo goed mogelijke bewegingsuitslag (rekken en strekken is belangrijk), spierkracht, balans, conditie en goede rolstoelvaardigheden.Voor rolstoelzaalsporten is een zaal met houten vloer beter omdat met name linoleum vloeren het rollen zwaarder maken. Het monitoren van de juiste trainingsintensiteit is belangrijk (ook in verband met eventueel verstoorde hartslag en warmteregeling). Om de subjectieve inspanningsgraad te evalueren kan de Borgschaal (rating of perceived exertion) worden gebruikt 

Er is risico op overbelasting en wondjes door de gestoorde sensibiliteit en de altijd zittende positie die iemand heeft. Omdat beknelling, verwondingen, etc. meestal niet door de persoon zelf worden gevoeld moet de begeleider daar op letten, armen en benen goed inspecteren en letten op de houding in de stoel en bij het sporten. Ter voorkoming van drukplekken op de huid kan huidbescherming worden gebruikt of kan de huid geschoren worden.

Door een afname van de botdichtheid van mensen met een dwarslaesie neemt de kans op fracturen toe, met name bij een spastische dwarslaesie. Er is daarom veel aandacht nodig voor de positie en houding bij het uitvoeren van de bewegingen, voor de algemene zithouding in de stoel en voor optredende spasmen. Soms zijn extra banden nodig om de houding in de stoel te optimaliseren bij het sporten.

Autonome hyperreflexie

Bij mensen met een dwarslaesie is vaak sprake van een zogenaamde ‘autonome hyperreflexie’. De verschijnselen daarvan zijn een hoge bloeddruk, een lage hartslag (bradycardie), rood worden van de huid (erytheem), hoofdpijn, kippenvel. Autonome hyperreflexie kan door een volle blaas, maar ook door oefeningen of sport worden opgeroepen.Het is belangrijk te zorgen voor een regelmatige leging van de blaas (op schema), inspectie van katheters, maar ook voor een afname van (de intensiteit van de) activiteiten als autonome hyperreflexie vaak of sterk optreedt.

Warmte/koude-regulatie

Thermoregulatie is lastig bij mensen met een dwarslaesie. Bij inspanning bestaat het risico op oververhitting door de afwijkende werking van het autonome zenuwstelsel, de verstoorde bloedcirculatie en afwezigheid van de zweetreflex. Tegelijkertijd kunnen mensen ook sneller onderkoeld raken. Het is belangrijk te zorgen voor een goede warming up en cooling down, de training langzaam op te bouwen en voldoende rustmomenten te creëren. Bij een eventuele warmtestuwing moet de persoon kunnen afkoelen, maar er moet ook worden gewaakt voor tocht en te sterke afkoeling.

Bloedcirculatie

Bij mensen met een dwarslaesie kan de bloeddruk sterk schommelen en door bepaalde houdingen kan hypotensie veroorzaakt worden. Er kan decompensatie optreden na het sporten doordat bloed zich ophoopt in de benen en sympatische reflex afneemt. Het langzaam opbouwen van oefeningen, een actieve cooling down en het inbouwen van rustpauzes kan dit risico verminderen.

Hoe te beginnen met sporten?

Voor iedereen die vanuit het niets gaat sporten geldt: bouw het goed op. En als je een dwarslaesie hebt, dan geldt dat helemaal. Als je jezelf ineens in een rolstoel moet vervoeren, vraagt dat kracht van je armen. Veel oefenen en trainen dus! Ook als je voor je dwarslaesie al veel aan sport deed. Want dit is immers een heel andere ‘tak van sport’.

In het begin mis je simpelweg spierkracht in je armen. “Dat blijkt vaak al bij de sportmedische keuring met inspanningstest. Die nemen we af als iemand als doel heeft zijn of haar conditie te verbeteren ” zegt Linda van Vliet, testcoördinator bij het Centrum voor Aangepast Sporten bij Reade in Amsterdam. “Bij deze maximale inspanningstest moet je in een handbike of armcrankergometer een oplopende weerstand wegduwen, totdat je niet meer kunt. In de praktijk zien we dat verzuring van de armen de voornaamste reden is voor het beëindigen van de test. Het hart-long-systeem is namelijk nog niet maximaal aan het werk, en de kracht in de armen is beperkt. Daardoor verzuren ze vroegtijdig.”

Als beginnende rolstoeler kun je in eerste instantie focussen op het trainen van de belastbaarheid van je armen en bovenlichaam. “Bij Reade zijn we nu gericht bezig met een combinatie van intensieve krachttraining en High Intensity Cardio Training,” vertelt Linda. “Krachtraining en cardio brengen we beide op een korte maar hoge belastbaarheid. Voor de meesten is dat een enorme overgang. Vooral als je eigenlijk nooit zoveel hebt gesport, dan weet je echt niet wat je overkomt. Je leert wat het is om je lichaam maximaal te laten werken.”

De kunst is om als rolstoeler met een grotere spiermassa en kracht een groter ‘vat’ te maken van je bovenlichaam. “Krachttraining wordt daarom steeds belangrijker,” zegt Linda. “Voor écht iedereen, jong en oud. En dat is wennen. Krachttraining wordt nog te vaak gezien als ‘iets voor bodybuilders." Maar dat is een misvatting. "Het betekent dus de sportschool in. Maar niet zomaar elke sportschool: controleer eerst of je wel goede begeleiding krijgt. Zonder die begeleiding kun je het beter niet doen. Dat zou zelfs gevaarlijk zijn vanwege de kans op blessures. Blessures zijn voor niemand fijn, en zeker niet als je voor al je dagelijkse activiteiten afhankelijk bent van je armen.”

Train dus nadat je een sportmedisch advies hebt gekregen en volgens een gestructureerd en opbouwend schema. De juiste techniek bij het uitvoeren van de oefeningen is cruciaal, en de balans tussen belasting versus belastbaarheid moet je goed in de gaten houden. “Maar ook dat je een goede balans hebt in de spiergroepen die getraind worden. Alleen maar op borstspieren trainen terwijl de rugspieren te weinig worden belast geeft bijvoorbeeld een groter risico op blessures.”

En ja, goed trainen kost tijd. Hoeveel tijd daarin gaat zitten, is lastig in te schatten. Dat ligt er maar net aan wat je doel is. “Momenteel werken we bij Reade binnen de poliklinische setting met een trainingsperiode van 8 weken,” vertelt Linda. “Dat is heel kort en voornamelijk vanwege de restricties van de zorgverzekeraar. Ondanks dat in die 8 weken bij vele deelnemers al vooruitgang zichtbaar is, is het nog maar een begin. Het doel van het programma is dan ook dat mensen daarna zelf verder gaan met trainen.”

Oja, nog een tip: heb geduld. Trainen vraagt om doorzettingsvermogen. Het lukt je echt niet om binnen twee maanden getraind en topfit te zijn voor deelname aan bijvoorbeeld je eerste handbikerace. Het kost veel tijd om je conditie op te bouwen. Linda: “Natuurlijk kun je in korte tijd best veel voor elkaar krijgen, maar wil je het ook voor langere tijd vasthouden en blessurevrij blijven, dan moet je het echt opbouwen - en volhouden. Wat je in 8 weken opbouwt, kun  je in 1 á 2 weken weer verliezen als je niets meer doet of als je als gevolg van een blessure niets meer kunt. Bijvoorbeeld door te snel en te veel te willen. Het gaat dus allemaal om balans!”

Bron: Hoe je kunt gaan sporten met een dwarslaesie, Uniek Sporten

Gehandicaptensport Nederland maakt gebruikt van Cookies

Geef per categorie de keuze voor het gebruik van cookies aan. Wij hebben de cookies van Google Analytics volledig geanonimiseerd en daarom mogen wij die plaatsen zonder toestemming.

In onze Cookiebeleid is hier meer over te lezen. Graag de beste website ervaring? Vink dan alle vakjes aan.