Een onderzoek naar het bevorderen van sportdeelname van jongeren met gedragsproblemen

19 november 2018

Het Verwey Jonker Instituut heeft onderzoek gedaan naar manieren om jongeren met gedragsproblemen meer te laten sporten. We hebben een aantal bevindingen hieruit onder de aandacht gebracht.

Het belang van de sportomgeving

Sportdeelname hangt niet alleen af van de problemen van het kind (drempels vanuit het kind), maar ook van de omgeving (drempels vanuit de (sport)omgeving van het kind). Als gevolg hiervan doen kinderen met bijvoorbeeld ADHD aan andere sporten dan kinderen met een autismespectrumstoornis. In eerdere studies naar het verband tussen sportparticipatie en het voorkomen van gedragproblemen bij jeugdigen komt naar voren dat de context waarin de sport wordt beoefend zelfs van doorslaggevend belang is (NOC*NSF, 2009; Rutten, 2007; Coalter, 2005). Onder deze context vallen bijvoorbeeld contacten tussen de deelnemende kinderen, ouders en sportleider. De sportomgeving betreft niet alleen de sportvereniging of de gymles, maar ook de andere partijen in het netwerk rond het kind. Deze moeten goed functioneren om het kind te kunnen laten sporten, ofwel: het leven van het kind houdt niet op bij het verlaten van het schoolgebouw of de sporthal. Immers, wanneer kinderen plezier in het sporten hebben, straalt dat ook uit op hun privéleven. De mate waarin plezier, variatie en positieve ervaringen worden benadrukt en de mate van betrokkenheid van trainers, ouders en leraren behoren daarmee ook tot de sportomgeving.

De betekenis van sport voor kinderen met gedragsproblemen

De betekenis van sport is voor elk type gedragsprobleem weer anders: daar waar het ene kind sterk gebaat kan zijn bij sportdeelname, kan het voor het andere kind juist alleen maar tot meer problemen leiden. Immers: sport biedt een omgeving die de sociale context op scherp stelt en roept emoties op, maar tegelijkertijd biedt sport ook veel mogelijkheden vanwege het informele karakter. Dit leidt tot voorwaarden voor succesvolle sportdeelname die per type gedragsprobleem verschillen.

Breedveld et al. (2010) stellen vast dat sport voor alle jeugd een positief effect heeft op fysieke gesteldheid, toekomstige sportdeelname, gezondheid en schoolprestaties, dus ook voor jongeren met gedragsproblemen. Zij vatten dit samen in drie functies: verbeteren van zelfvertrouwen en eigenwaarde, verbeteren van de fysieke conditie en stimuleren van sociale vaardigheden. Ze concluderen dat verminderde sportdeelname bij deze doelgroep ook leidt tot minder positieve effecten van sport, net zoals dat geldt voor kinderen zonder gedragsproblemen. Zo zorgt sport er bij ADHD’ers voor dat de medicatie kan verminderden, de eigenwaarde toeneemt en de sociale vaardigheden verbeteren. Voor ODD/CD vormt sport een betekenis bij de morele ontwikkeling en toename van probleemoplossend handelen. De angstige en depressieve kinderen hebben baat bij sport vanwege de mogelijkheid om deel te nemen aan sociale verbanden, leren omgaan met stress en zelfwaardering te verhogen. Zo blijkt het voor angstige kinderen zelfs mogelijk om door een half jaar conditioneel gericht te sporten de zelfwaardering op hetzelfde peil te krijgen als hun leeftijdsgenoten. Dit ligt voor autisten wat ingewikkelder, maar met specifi eke programma’s kan sport ingezet worden om sociale vaardigheden te verbeteren en sociale isolatie te voorkomen. De conditionele effecten van sport hebben vooral effect op de jongeren met depressieve en somatische klachten. Niet alleen verbeteren hun uithoudingsvermogen en kracht, door sporten neemt ook hun plezier in het leven toe (Breedveld et al., 2010, pp.60-61).

Voorwaarden voor succesvolle sportparticipatie

Sportbeoefening is soms goed mogelijk binnen een reguliere setting, maar soms is er ook behoefte aan aparte sportbeoefening. Voor kinderen met vrij forse gedragsproblematiek kan dat soms zelfs de enige mogelijkheid zijn om te sporten. Er zijn drie algemene voorwaarden om kinderen met gedragsproblemen te laten sporten: ten eerste moet er bij alle betrokkenen de wil en kennis zijn om iets met de doelgroep te doen. Ten tweede dient de professional of begeleider oog te hebben voor de ‘drie H’s’: herkennen, honoreren en handelen. Daarmee bedoelen zij dat het in eerste instantie belangrijk is dat het gedragsprobleem van het kind wordt waargenomen (herkend). Vervolgens moet hier de juiste kwalificatie aan worden verbonden (honoreren) en moet er actie op worden ondernomen (handelen).

Succeservaringen

Uit de interviews met vertegenwoordigers van landelijke organisaties blijkt dat om met sport bepaalde doelen te bereiken succeservaringen belangrijk zijn. Bij negatieve ervaring, bijvoorbeeld als een kind merkt altijd de slechtste uit het team te zijn, kan sport zelfs negatieve gevolgen hebben, vooral voor het zelfvertrouwen. De programma’s Sportmix en ClubExtra besteden hier extra aandacht aan. ClubExtra bijvoorbeeld organiseert in meerdere gemeenten (in de provincie Utrecht bijvoorbeeld in Utrecht, IJsselstein, Nieuwegein, Amersfoort, De Ronde Venen en De Bilt) sportieve activiteiten voor kinderen met een motorische achterstand en kinderen gedragsproblemen tussen de 4 en 12 jaar oud. Per kind kijken sportbegeleiders welke beweegactiviteiten aansluiten bij zijn of haar belevingswereld en capaciteiten. Zo creëren zij succeservaringen met als doel het zelfvertrouwen en de motorische vaardigheden van de kinderen te vergroten. Waar mogelijk stromen kinderen door naar reguliere sportverenigingen.

Bewegingsonderwijs

Veel kinderen met gedragsproblemen hebben behoefte aan een eenduidige structuur: ‘De structuur die in de klas gehanteerd wordt moet ook in de gymles of op de sportvereniging gehanteerd worden. Dat biedt veiligheid.’ Onderwijs vormt de belangrijkste schakel bij het bevorderen van bewegings- en sportparticipatie van jeugdigen met gedragsproblemen. Sportdeelname sluit aan bij een van de doelstellingen van het speciaal onderwijs, namelijk het voorbereiden op wonen, werken en vrije tijd. Daarnaast is bewegingsonderwijs opgenomen in de kerndoelen en verplicht onderdeel van het onderwijsaanbod. Het gaat in eerste instantie om kwalitatief goed bewegingsonderwijs, maar ook de voorbereiding op het leven buiten de school verdient aandacht en valt onder de verantwoordelijkheid van de school. De projecten Special Heroes en Autigym zijn hier goede voorbeelden van. Beide projecten willen kinderen in het speciaal onderwijs met plezier laten bewegen tijdens sport- en gymlessen op school. Het voornaamste doel is het bevorderen van positieve sport- en bewegingservaringen bij de kinderen. Special Heroes is een sportstimuleringsproject dat is gericht op het actief laten bewegen en sporten van leerlingen in cluster 3 van het speciaal onderwijs (leerlingen met een chronische ziekte of met een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperking). Vanwege het succes wordt het project ook opgezet binnen cluster 4 (leerlingen met een gedragsprobleem) van het speciaal onderwijs. De Haagse Sporttuin is ook een goed voorbeeld van een project waarin ze veel aandacht besteden aan het creëren van een veilige omgeving. De continue aanwezigheid van een begeleider, meestal een vakleerkracht van een van de betrokken scholen, zorgt er voor een veilige pedagogische omgeving. Voor het bevorderen van een positief pedagogisch klimaat op sportverenigingen is de pedagogisch coördinator een goed alternatief. Deze begeleidt trainers in het omgaan met kinderen/jongeren met gedragsproblemen. Dit Rotterdamse initiatief heeft ervoor gezorgd dat de noodleidende voetbalvereniging HOV in twee jaar tijd haar ledenbestand heeft zien verdubbelen. De pedagogisch coördinator heeft gezorgd voor een cultuuromslag binnen de vereniging. ‘Onhandelbare jeugdigen’ worden aangesproken op hun gedrag en krijgen persoonlijke begeleiding van de pedagogisch coördinator. De coördinator maakt samen met betrokken trainers een handelingsplan.

Team versus individuele sport

Het onderscheid tussen individueel sporten en sporten in teamverband is volgens veel geïnterviewden ook van belang: teamsportverenigingen vragen regelmatig om hulp bij het goed kunnen laten meedraaien van autistische kinderen of kinderen met ADHD. Niet ieder kind is immers gemakkelijk in te passen in een team, bijvoorbeeld omdat het in teamsporten te maken heeft met de omgang met tegenstanders en teamgenoten. Dat brengt stressfactoren met zich mee. De opmerking ‘Hier krijgen onze jongens structuur aangeboden, zijn er duidelijke regels… …Hier denken ze zoals hem, hier kijken ze door een autibril’ van een ouder bij NOC Kralingen, bevestigt het belang van de belevingswereld van het kind. Bij een individuele sport als atletiek of judo kun je sommige kinderen gemakkelijker plaatsen vanwege de individuele begeleiding. Maar voor andere kinderen kan teamsport juist weer heel geschikt zijn. Het activiteitenaanbod moet kortom ‘veilig maar toch uitdagend zijn’ voor de kinderen en daardoor voor een doorgaande ontwikkeling zorgen. Een aanvulling op bovengenoemde voorwaarden is dat het, bij gemengd sporten of gemengd bewegingsonderwijs, van belang is om ook de andere kinderen bij de activiteiten te betrekken. Zij behoren immers ook tot de belevingswereld van het kind met gedragsproblemen. Het is belangrijk dat de ‘gewone leerlingen’ begrip hebben voor het feit dat bepaalde kinderen extra aandacht krijgen. Sommige respondenten zien hier ook nadrukkelijk een rol voor de ouders en trainers, die kinderen kunnen uitleggen hoe zij moeten omgaan met kinderen met gedragsproblemen.

Voetbalvereniging NOC Kralingen heeft drie jaar geleden het initiatief genomen om naast een apart team voor mensen met een geestelijke beperking (zogenaamde G-teams), ook een speciale training aan te bieden aan jeugdigen met een autistische stoornis. Dit zogenaamde autistenteam is in twee jaar gegroeid van zes naar veertig leden. Op dit moment hebben ze een ledenstop. Het autistenteam traint op dinsdag tussen zeven en acht uur en staat onder begeleiding van acht trainers. Naast een aantal trainers van de vereniging bestaat het team van trainers uit ouders die als ervaringsdeskundige goed in staat zijn om met deze groep jeugdigen om te gaan. NOC Kralingen ondersteunt een andere Rotterdamse voetbalvereniging bij het opzetten van een vergelijkbaar team. De vereniging is overvallen door de enorme vraag en de inzet van de ouders. De ouders geven aan dat het voor hun kind een keus is tussen hier sporten of niet sporten. 

Bron: Verwey-Jonker Instituut, Sporten, geen probleem Een onderzoek naar het bevorderen van sportdeelname van jeugdigen met gedragsproblemen

Het gehele onderzoek is hier te downloaden

Terug naar overzicht

Gehandicaptensport Nederland maakt gebruikt van Cookies

Geef per categorie de keuze voor het gebruik van cookies aan. Wij hebben de cookies van Google Analytics volledig geanonimiseerd en daarom mogen wij die plaatsen zonder toestemming.

In onze Cookiebeleid is hier meer over te lezen. Graag de beste website ervaring? Vink dan alle vakjes aan.